Stop het romantiseren van het KNIL
Recent presenteerden enkele Molukse organisaties plannen om KNIL-insignes te plaatsen op de graven van Molukse militairen in Nederland. Tegelijkertijd klinkt steeds luider de roep om excuses van de Nederlandse staat voor de opvang van Molukkers in 1951. Wat bedoeld lijkt als eerherstel, is in werkelijkheid een misplaatste vorm van geschiedvervalsing. Het verheerlijken van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL), met name de rol van Molukse militairen daarin, is historisch onhoudbaar én moreel riskant. Het is hoog tijd dat we de feiten onder ogen zien — ook wanneer ze ongemakkelijk zijn.
De afgelopen jaren hebben diverse wetenschappelijke onderzoeken glashelder aangetoond wat lang werd verzwegen: Nederland voerde tussen 1945 en 1950 een illegale koloniale oorlog in Indonesië. De onderzoeksreeks Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 van het KITLV, NIOD en NIMH bevestigt dat het hier ging om een structureel gewelddadig project, waarin politieke en militaire leiders wisten van oorlogsmisdaden, maar deze doelbewust toedekten of goedkeurden. Wat wij decennialang als “politionele acties” bestempelden, waren in werkelijkheid operaties van repressie, terreur en ontkenning van het zelfbeschikkingsrecht.
Het KNIL, inclusief de duizenden Molukse soldaten in haar rangen, speelde daarin een actieve en tragische rol. Deze militairen werden ingezet tegen hun eigen landgenoten — tegen de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd die zij vaak niet volledig begrepen, laat staan ideologisch verwierpen. Velen werden letterlijk van de ene naar de andere frontlinie gestuurd, zonder enige politieke scholing of context. Ze vochten in een oorlog die moreel onhoudbaar was en kwamen soms lijnrecht tegenover hun eigen gemeenschappen te staan.
Geweld en morele vervreemding
De bewijzen over het geweld zijn overweldigend. Historicus Remy Limpach toont in zijn monumentale studie De brandende kampongs van generaal Spoor aan dat het KNIL betrokken was bij martelingen, standrechtelijke executies, verkrachtingen, plunderingen en het opzetten van interneringskampen. Militairen beschreven in hun eigen brieven en dagboeken gruwelijke taferelen, waarbij sommigen zelfs parallellen trokken met de bezetting van Nederland door Nazi-Duitsland. Anne-Lot Hoek beschreef in De strijd om Bali hoe ook op Bali het KNIL met ongekende hardheid optrad tegen de jonge republiek. Molukse soldaten waren hier vaak inzetbaar bij uitstek: loyaal, gedisciplineerd, maar niet zelden ook moreel verdwaald.
Het beeld dat zij ‘trots’ vochten voor een goede zaak klopt niet. Veel Molukse KNIL-soldaten voelden zich klemgezet tussen bevel en geweten, tussen loyaliteit en rechtvaardigheid. Velen spraken daar later openlijk over — als ze er überhaupt over konden praten. De morele verwarring werd zelden erkend. De erkenning die ze nu postuum ontvangen in de vorm van een insigne op hun graf is geen rechtvaardiging, maar eerder een versluiering van hun geschiedenis.
De mythe van de opvang
Daar komt bij dat het idee dat Molukkers naar Nederland kwamen om “opgevangen” te worden vanwege hun ‘verdiensten’, een fabel is. De overkomst in 1951 van circa 4000 Molukse militairen en hun gezinnen was géén blijk van dank, maar een paniekmaatregel van een koloniale staat in verval. De vrees dat deze soldaten gevaar liepen op Java werd aangewakkerd door rechts-reactionair, conservatieve stemmen in de Nederlandse politiek en media, niet door feitelijke bedreigingen. Het onderzoek Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 van het KITLV, NIOD en NIMH heeft geen bewijs gevonden van een gecoördineerde represaillestrategie tegen de 60.000 Inlandse KNIL Militairen, waaronder bijna 7.000 uit de Molukken.
Het merendeel van de Molukse militairen koos níét voor ‘tijdelijk verblijf’ in Nederland. Zij bleven in Indonesië, een aantal vochten mee aan de zijde van de RMS, dienden in het Indonesische leger of keerden terug naar het burgerleven. Van degenen die wel naar Nederland kwamen, keerde zo’n 10% binnen korte tijd weer terug. Circa 30% distantieerde zich van de RMS, of keerde zich er zelfs actief tegen. Deze verdeeldheid liep vaak langs etnische (Ambonees, Kei, Saparua, Seram) en religieuze (christelijk, islamitisch) lijnen, en had alles te maken met verschillen in wereldbeeld, toekomstverwachting, politieke keuzes en het gevolg van ‘verdeel en heers’.
Populistisch surrogaat voor erkenning
Opvallend is dat juist nu, in een tijd waarin de Molukse gemeenschap als geheel steeds meer emancipeert en diversifieert, een nieuwe landelijke organisatie zich aandient: het Landelijk Integraal Moluks Overlegorgaan (LIMO). Deze zelfverklaarde vertegenwoordiger van “de Molukkers in Nederland” grijpt terug op KNIL-symboliek en onderbuikgevoelens, en eist eerherstel via excuses van de Nederlandse regering. Maar LIMO lijkt daarmee eerder te spreken namens een verlangen naar erkenning uit het verleden dan vanuit de actuele realiteit van de gemeenschap. De belangrijkste deelnemer aan dit orgaan heeft zelfs intensief samengewerkt met de PVV van Wilders.
Wat zij over het hoofd zien, is dat veel Molukkers in Nederland inmiddels allang geen boodschap meer hebben aan oude kaders van slachtofferschap of representatie via militaire mythen. De gemeenschap is politiek en cultureel geëvolueerd, en heeft geen behoefte aan nieuwe populistische “zaakwaarnemers” die zeggen op te treden namens het collectief, zonder werkelijk draagvlak. Het KNIL is voor velen geen bron van trots, maar van ongemak, stil verdriet of zelfs schaamte. Daar past geen romantiek bij, maar eerlijkheid en ruimte voor eigen verwerking.
Symbolen zonder zelfreflectie
Het plaatsen van KNIL-insignes op graven suggereert een collectieve trots die in werkelijkheid nooit bestond. Het creëert een historisch valse eenheid binnen de Molukse gemeenschap, en verhult de interne spanningen, twijfels en pijn. Het verheerlijken van militaire symbolen zonder de context van kolonialisme, geweld en manipulatie is niet alleen een historische vergissing, het is ook moreel gevaarlijk. Het is een vorm van symbolisch populisme die precies datgene verhult wat blootgelegd moet worden: de Molukse militairen waren géén trotse strijders voor een eerbare zaak, maar pionnen in een koloniale machtsstrijd die hen uiteindelijk allemaal verloor.
De echte misleiding was niet de opvang in Nederland, maar de manier waarop zij — onder valse voorwendselen — naar Nederland werden gehaald en vervolgens decennialang in onzekerheid werden gehouden, afgesneden van toekomstperspectief, burgerschap en rechtvaardigheid. Zij werden gemangeld tussen het failliet van een koloniaal systeem en het cynisme van een land dat hen eerst nodig had, en daarna parkeerde in woonoorden, wachtend op een terugkeer die nooit kwam.
Echte erkenning begint bij waarheid
Als we werkelijk recht willen doen aan de geschiedenis van de Molukse KNIL-militairen, dan moeten we stoppen met het verspreiden van halve waarheden en nationalistische sprookjes. De enige eer die zij toekomt, is die van de waarheid. Waarheid over de oorlog, over de rol van het KNIL, over de misleiding, het geweld, het morele vacuüm waarin zij terechtkwamen. De Molukse gemeenschap moet zelf de moed tonen om deze waarheid onder ogen te zien. En Nederland moet de verantwoordelijkheid nemen voor het inzetten, misbruiken en vervolgens marginaliseren van deze militairen.
Excuses? Ja, maar dan niet voor de ‘opvang’, alsof het ging om een gastvrij gebaar dat verkeerd werd uitgevoerd. De excuses moeten gaan over de inzet van Molukkers in een onrechtvaardige oorlog, over hun misleiding, over het ontbreken van perspectief, over het koloniale denken dat tot diep in de jaren ’60 doorwerkte.
Pas als we de geschiedenis durven zien zoals zij was — en niet zoals we zouden willen dat ze was — is verzoening mogelijk. Niet via insignes, maar via inzicht.
Sam Pormes
Schrijver van het boek “Grijpen naar een schaduw, politieke reflectie op de dekolonisatie van de Molukken.