Het interpellatierecht
Het interpellatierecht is een hoeksteen van onze parlementaire democratie. Het stelt statenleden in staat het college ter verantwoording te roepen over actuele, urgente kwesties. Dit recht vormt daarmee geen belemmering voor het bestuur, maar een essentieel democratisch instrument voor controle en transparantie.
Toch zien we dat het recht op interpellatie steeds vaker onder druk komt te staan. Verzoeken worden afgewezen, niet op inhoudelijke of procedurele gronden, maar omdat het “politiek niet gelegen komt”. Dat is een gevaarlijke ontwikkeling. Wanneer politieke meerderheden het interpellatierecht kunnen blokkeren op grond van hun eigen belang, raken we de kern van onze democratische cultuur kwijt. Want het recht op interpellatie is er niet voor het gemak van het bestuur of de coalitie, maar voor het controleren daarvan – juist ook op momenten dat het ongemakkelijk is.
Wie het interpellatierecht afhankelijk maakt van meerderheden, maakt van de controlerende taak van de Staten een privilege in plaats van een recht. En daarmee ondermijnt men de rol van de oppositie, de stem van de minderheid, en in feite het hele idee van dualisme.
Voorzitter, democratie is geen optelsom van stemmen alleen. Het is een cultuur van open debat, van tegenspraak, van ruimte voor het stellen van kritische vragen – ook als die onwelgevallig zijn. Het interpellatierecht is daar een onmisbaar instrument in.
Ik pleit er daarom voor dat we in deze Staten principieel vasthouden aan het recht op interpellatie. Het is niet aan een meerderheid om te bepalen of een minderheid vragen mág stellen. Dat recht is verankerd in ons reglement, maar bovenal in ons democratisch besef.
Laten we dit recht dan ook niet gebruiken als politiek instrument, maar beschermen als democratisch beginsel.