De vergeten oorlog van Willem Drees
Willem Drees. De naam roept beelden op van degelijkheid, nuchter leiderschap en sociale rechtvaardigheid. Vader van de AOW, architect van de naoorlogse wederopbouw. Jaarlijks eren we hem met de Dreeslezing, waar gerenommeerde sprekers het morele kompas van onze samenleving bevragen in de geest van de oude staatsman.
Maar wat als dat kompas een barst vertoont? Wat als we jarenlang slechts de helft van het verhaal hebben verteld?
Want Drees was niet alleen de vader van de verzorgingsstaat. Hij was ook premier in een tijd van grootschalig koloniaal geweld. Tijdens zijn regeerperiode (1948–1958) voerde Nederland een oorlog in Indonesië die het liefst geen oorlog mocht heten. De zogeheten ‘politionele acties’ waren in werkelijkheid militaire operaties die tienduizenden Indonesiërs het leven kostten. Het Nederlandse leger pleegde onder zijn politieke verantwoordelijkheid standrechtelijke executies, martelingen, verkrachtingen en verwoestingen van dorpen. Historicus Rémy Limpach noemt dit geweld in zijn gezaghebbende studie De brandende kampongs van Generaal Spoor (2016) niet incidenteel, maar structureel en vaak doelbewust getolereerd.
Een van de meest schrijnende voorbeelden is het bloedbad van Rawagede, waar op 9 december 1947 ruim 400 mannen werden geëxecuteerd door Nederlandse militairen. De VN bestempelde dit als een massamoord (UN Security Council, S/AC.3/25). Toch bleef erkenning uit tot 2011, na een juridische doorbraak onder leiding van advocaat Liesbeth Zegveld. Ook de terreur op Zuid-Sulawesi (1946–1947), onder bevel van kapitein Raymond Westerling, eiste duizenden levens. Drees wist ervan, maar voorkwam vervolging. Westerling werd heimelijk uit Indonesië weggehaald, onder auspiciën van de regering, uit angst voor politieke schade (Hans Goedkoop, Andere Tijden, 2012).
In het parlement gaf Drees niet thuis. Hij sprak over “incidenten” en stelde dat “onze militairen zich over het algemeen correct gedragen”. In zijn memoires rept hij nauwelijks over Indonesië. Geen spijt, geen reflectie. Stilte regeerde.
Die stilte werkt tot op de dag van vandaag door in ons nationale geheugen. In de jaarlijkse Dreeslezing passeren thema’s als beschaving, vooruitgang en solidariteit de revue – maar de duizenden doden in Indonesië worden zelden genoemd. Drees wordt geprezen om zijn binnenlandse verdiensten, terwijl zijn koloniale erfenis buiten beeld blijft. De verzorgingsstaat die hij hielp opbouwen, werd betaald met belastinggeld van een land dat op datzelfde moment een onafhankelijkheidsstrijd bloedig neersloeg.
Dit is geen pleidooi voor het herschrijven van geschiedenis, wel voor het completeren ervan. Drees heeft veel betekend voor Nederland, dat staat buiten kijf. Maar de prijs voor zijn premierschap werd deels betaald in Indonesisch bloed. Als we volwassen met onze geschiedenis willen omgaan, moeten we ook deze kant onder ogen zien.
Juist nu GroenLinks en PvdA fuseren, is dit het moment om de mythe-Drees in balans te brengen. Beide partijen dragen sociaal-democratische en progressieve waarden uit. Echte vooruitgang betekent ook dat we durven kijken naar de blinde vlekken in onze politieke tradities. Heldendom zonder zelfonderzoek is geen erfgoed, maar folklore.
De mythe Drees is pas compleet als we ook zijn zwijgen durven benoemen. Misschien is het tijd voor een andere Dreeslezing. Eentje die niet begint met lof, maar met een ongemakkelijke vraag: hoe kon een leider die sociale gerechtigheid in Nederland predikte, tegelijk zwijgen over structureel koloniaal geweld dat in zijn naam werd gepleegd?