Waarom wij een motie over Gaza indienden (en waarom die er niet kwam)

Samen met PvdD, Volt, GroenLinks, SP en D66 hadden wij het initiatief genomen voor een motie in de Provinciale Staten. Een motie om onze steun en solidariteit uit te spreken met de Palestijnen in Gaza. Geen geopolitieke analyse. Geen buitenlands beleid. Maar wél een signaal. Een morele uitspraak.

Dat bleek voor sommige partijen al te veel.

De BBB en de VVD wezen de motie direct af. Niet alleen in haar oorspronkelijke vorm, maar ook principieel: onder geen beding, zelfs niet als we de tekst zouden aanpassen. De PvdA stelde zich aanvankelijk constructief op, maar wilde slechts meedoen als sprake zou zijn van een breed gedragen gezamenlijke motie. Kennelijk hoopten zij dat ook partijen als PVV, FvD en BBB daarin zouden meegaan.

Dat bleek ijdele hoop.

Uiteindelijk heeft de Commissaris van de Koning, Jetta Klijnsma, ingegrepen en een algeheel fiasco voorkomen. Er komt nu een brief van het College waarin steun wordt uitgesproken aan de lijn van het kabinet. Beter iets dan niets, zullen we maar zeggen.

Maar dat doet niets af aan wat ik graag had willen uitspreken bij het indienen van onze motie. En dat wil ik alsnog doen — hier, voor iedereen die zich afvraagt waarom wij dit signaal wilden geven:

Voorzitter,

Ik wil later niet hoeven zeggen: ik wist het wel, maar ik heb niets gedaan.

Want als je wéét dat onschuldige mensen onder vuur liggen,
als je wéét dat duizenden kinderen sterven onder het puin,
als je wéét dat honger wordt ingezet als oorlogswapen —
dan kun je niet stil blijven.

Dan is zwijgen geen neutraliteit.
Zwíjgen is medeplichtigheid.

En nee, wij zijn geen Tweede Kamer.
Wij maken hier geen buitenlands beleid.
Maar dat ontslaat ons niet van moreel leiderschap.

Juist in tijden van morele crisis moeten álle democratische instituties kleur bekennen. Ook een provincie. Misschien juist een provincie.

Onlangs hebben we in deze zaal een kunstwerk geplaatst met de tekst van artikel 1 van onze Grondwet.
Die woorden hangen daar niet als decoratie. Ze hangen daar als opdracht.

Discriminatie, uitsluiting, ontmenselijking — dáár begint het. Overal ter wereld. En dus begint daar ook onze solidariteit.

Onze motie zou de bommen niet hebben gestopt.
Maar zij zou gezegd hebben: niet in onze naam.
Zij zou gezegd hebben: menselijkheid is geen luxe, maar fundament.
Zij zou gezegd hebben: wij kijken niet weg.

Internationale solidariteit begint met het durven uitspreken van wat onaanvaardbaar is.

En als we hier al zwijgen —
wat zegt dat dan over ons moreel kompas?
Over onze geloofwaardigheid?
Over onze waarden?

Als we hier al wegkijken —
wie zijn wij dan nog?”**

Maar dat doet niets af aan wat ik graag had willen uitspreken bij het indienen van onze motie. En dat wil ik alsnog doen — hier, voor iedereen die zich afvraagt waarom wij dit signaal wilden geven: wie zijn wij dan nog?”**